Gelukkig mag ik weer een plusje achter mijn naam zetten want wij doen mee met 100-100-100, het project om 100 dagen afvalvrij te leven als gezin. Het voelt goed om jezelf te profileren als ‘duurzaam’ mens en te laten zien hoe milieubewust je wel niet bent. Maar in alle eerlijkheid word ik ook moe van die competitie.
Hoe groen ben jij? Scheid jij het afval wel goed? Denk jij wel voldoende aan de toekomst van je kinderen? Je voelt de afkeurende blikken van de ‘groene elite’ die jou de maat neemt. De experts die je overrompelen met kennis over plastic soup, fair trade kleding en duurzaam eten en je als onwetende onbenul het zwijgen opleggen.
Natuurlijk weet ik hoe belangrijk het is om bewust te leven. Vanzelfsprekend wil ik de schepping bewaren voor het nageslacht. En ik heb geen twijfel over de noodzaak om afval te scheiden. Maar om deze idealen concreet te maken in mijn dagelijkse leven, dat vind ik niet zo makkelijk. En ik vermoed dat ik niet de enige ben. Als ik in mijn omgeving vraag wie onze aarde heel bewust wil beschadigen zie ik geen handen in de lucht gaan. Maar ik hoor ook niet heel veel enthousiasme bij het plan om 100 dagen afvalvrij te gaan leven. Blijkbaar zit er een groot gat tussen ideaal en werkelijkheid. De vraag is alleen hoe dat gat gedicht kan worden, hoe dromers doeners worden?
Als gezin zijn wij gestart met 100-100-100, we hebben onze eerste voorzichtige stapjes gezet en we kijken maar niet teveel naar de ‘groene elite’. Onze eigen droom, het eigen ideaal, de overtuiging die van binnen zit moet ons stimuleren en aansporen. We laten de competitie van ‘groen, groener, groenst’ graag over aan anderen en stappen rustig door met het oog gericht op het ideaal van een mooie wereld.